Zoals in de vorige aflevering van dit blad reeds werd gemeld, bleek de middeleeuwse bebouwing langs de Tolbrugstraat in de tweede opgravingsput aanmerkelijk beter bewaard dan in de eerste. Ruim een halve meter onder de huidige straat kwamen er al muren en restanten van vloeren te voorschijn. De bebouwing in deze opgravingsput bestond uit een tamelijk fors gebouw van ca. 12 meter breed dat door een tussenmuur in tweeën werd gedeeld. In aanleg lijkt het rond 1400 als één pand gebouwd te zijn. Dit vermoeden wordt versterkt door de resten van een tegelvloer die aan weerszijden van de tussenmuur identiek was. Hoewel de tegels zelf verdwenen waren, is de afdruk in de onderliggende mortellaag bewaard gebleven (afb. 1). Foto: BAD
Afb. 1. Ter weerszijden van de tussenmuur zijn restanten van de mortellaag bewaard waarin de afdrukken van de plavuisjes goed te zien zijn.
Het blijken tegels van 13 x 13 cm geweest te zijn die diagonaal gelegd waren. Langs de muren had men echter een rechte rand gelegd. Een dergelijke vloer lijkt te wijzen op bewoners met een zekere welstand. Dit in tegenstelling tot de vloerrestanten uit de van kelders (afb. 2). Uit de 17de en 18de eeuw. Deze waren herhaaldelijk gerepareerd en bestonden op den duur uit fragmenten van uiteenlopend materiaal, zoals plavuizen, rode baksteen en gele ijsselsteen. Vermoedelijk is het huis in deze periode al gesplitst.De muren van het huis bleken tot op grote diepte te gaan. Ze waren gefundeerd op grondbogen en poeren die op hun beurt op zware puinfunderingen stonden. Omdat er bovendien deuropeningen zaten onder het niveau van het toenmalige maaiveld, werd duidelijk dat we hier met kelders van doen had den, althans met de aanleg van kelders (afb. 2). Uit de grondsporen konden we echter opmaken dat men tijdens de aanleg van deze kelders al besloten had deze niet te gebruiken. De deuropeningen waren dichtgestort en met muurtjes dichtgezet. Naar de reden van deze wijziging in het bouwplan kunnen we slechts gissen. Voorafgaand aan dit huis van rond 1400 vonden we resten van bebouwing uit de tweede helft van de 14de eeuw. Door de aanleg van de kelders waren uiteraard de meeste sporen verdwenen, maar zowel een haardplaats als enkele lemen vloeren maakten duidelijk dat hier een houten huis heeft gestaan. Na het weghalen van de muren kwamen de 13de-eeuwse sporen | 23 |
Foto: BAD
Afb. 2. Een blik in de kelder met doorgang. Het is de bedoeling geweest de kelder vanuit de straat toegankelijk te maken. Maar nog tijdens de bouw heeft men de plannen veranderd.
uit de eerste opgravingsput ook hier te voorschijn. Deze houten beschoeiing bleek hier echter zwaarder uitgevoerd, zodat het idee van de perceelsgreppel, dat we in het vorige bericht nog opperden, moet worden bijgesteld. Er moet sprake geweest zijn van een flinke waterloop en bovendien was er met palen een landhoofd in het water aangelegd. Twee zeer zware palen geven aan dat er mogelijk op dit landhoofd een houten gebouw heeft gestaan, maar dit kon niet verder worden onderzocht. Deze 13de-eeuwse activiteiten vormden de aanzet van de ontginning van het zeer drassige gebied achter de Moriaan. Men had met zand en takken het moeras opgehoogd en daarbij de waterloop als het ware uitgespaard. De beschoeiing diende dan ook tegelijk om het grondpakket bij elkaar te houden (afb. 3). Het dekzand werd aangetroffen op een hoogte van ca. 2.20 meter +NAP, wat niet veel hoger is dan bij het onderzoek van het Elisabeth Bloemkampklooster werd vastgesteld. Als men weet dat dit dekzand bij de Moriaan op 6.00 meter +NAP ligt (een afstand van nog geen 100 meter), dan blijkt hoe steil het dekzand naar het noorden toe afloopt. Dit is een gevolg van de eroderende werking van de Aa en het maakt duidelijk waarom dit lage en natte deel van de stad in verhouding zo laat is ontgonnen. Tijdens het onderzoek moest er in verband met de verlegging van het Dieze-riool een waarneming worden gedaan in de betreffende sleuf. Sinds de sloop van de huizen aan de Tolbrugstraat in de jaren 60 en de aanleg van het Burgemeester Loeffplein, stroomt de Binnendieze in dit gebied door een grote rioolbuis, die ongeveer vijf meter onder de straat loopt. Het onderzochte deel van de sleuf sneed schuin door de voormalige Tolbrugstraat en de huizen, die er aan de oostzijde langs stonden. Dit gedeelte van de Tolbrugstraat lag buiten de oudste stadsmuur en hier deed zich de mogelijkheid voor te onderzoeken of hier in de 13de eeuw een weg heeft gelopen die de naam Tolbrugstraat zou kunnen verklaren. De funderingen van drie huizen konden worden ingetekend. De huizen zijn gebouwd rond 1400. In één van de huizen waren nog de restanten aanwezig van enkele plavuizenvloeren en een schouw. In de vloer was vlakbij de schouw een aspot ingegraven, waarin de as van de haard geveegd kon worden. In de Tolbrugstraat zelf, langs de voorgevels van de huizen, lag nog een stukje bestrating van baksteen. Uit een doorsnede door de straat bleek opnieuw dat dit gebied aanvankelijk erg laag en drassig was. Rond 1400 werd het terrein ongeveer twee meter opgehoogd met stadsvuil. Dit pakket lag direct op het veen, er werd geen ouder niveau aangetroffen. Op deze laag stadsvuil werd aan het begin van de 15de eeuw de Tol- | 24 |
Foto: BAD
Afb. 3. Detail van de gevlochten beschoeiing, midden 13de eeuw.
brugstraat met haar bebouwing aangelegd. Hiermee hebben we dus een antwoord op onze vraag naar de betekenis van de naam Tolbrugstraat. De naam Tolbrug wordt voor het eerst vermeld in 1327, maar de straat zelf bestaat pas een kleine 100 jaar later. In de 13de en 14de eeuw bestond er dus ter plaatse van de Tolbrugstraat geen doorgaande weg vanuit de stad naar het noorden en de naam Tolbrug moet dus de plaats hebben aangeduid waar tol werd geheven van passerende schepen. Rond 1400 werd buiten de oudste stadsmuur, na een flinke ophoging, de Tolbrugstraat aangelegd. Foto: BAD
Afb. 4. Twee van de in de rioolsleuf aangetroffen insignes. Een portretkop met er omheen een fantasietekst en een fallus op pootjes met een kroon en een bel. De fallus heeft vermoedelijk ook nog vleugeltjes gehad!
In het pakket stadsvuil, waarmee het terrein in het begin van de 15de eeuw is opgehoogd, bevond zich weinig aardewerk, maar wel veel leer en metaal. Onder de metaalvondsten bevonden zich naast allerlei gereedschap, gespen, kledinghaken en gewichtjes ook enkele insignes. Dit zijn meestal speldjes of hangers van tin en lood. Sommige werden als souvenir meegenomen uit een bedevaartplaats en hebben meestal de vorm van een heilige of een symbool daarvan.Er zijn ook insignes met een niet religieuze, soms erotische voorstelling (afb. 4). Waarvoor deze profane insignes gediend hebben, welke betekenis ze hadden en wanneer en door wie ze gedragen werden, is niet bekend. Misschien hebben ze een rol gespeeld met carnaval of andere volksfeesten. Op het moment van schrijven wordt er nog onderzoek uitgevoerd in een derde opgravingsput waarin de oudste stadsmuur zou moeten worden aangetroffen. Het is van belang te zien of er een poort in de muur heeft gezeten. | 25 |